MONOCULTURE: CASE STUDIES

scan: (c) M HKA
L'Art Nègre. Dakar-Paris, 1966
Affiche

Bezoekers van over de hele wereld en inwoners van Dakar konden een uitgebreid evenementenprogramma bijwonen, waaronder tentoonstellingen met tribale en moderne kunst, conferenties en straatoptredens. Volgens Senghor moest het festival een illustratie zijn van négritude, één grote vitrine waarin het werk van Afrikaanse en Afrikaanse diasporakunstenaars samenkwam. Een colloquium dat twee dagen voor de opening plaatsvond en beschouwd werd als de intellectuele spil van het evenement bracht kunstenaars en intellectuelen samen om na te denken over de rol van kunst in de opkomende post-imperiale wereld en over de betekenis van négritude.

Naast dat colloquium was een van de belangrijkste evenementen van het festival de tentoonstelling L'art nègre, sources, évolution, expansion die in het pasgebouwde Musée Dynamique 'klassieke' kunst uit Afrika toonde. Het ging niet alleen om een belangrijke representatie van traditionele tribale kunst, maar de expo werd ook opgezet om Afrikaanse kunst naast Europese modernistische kunstwerken te tonen. Later deed de tentoonstelling ook het Grand Palais in Parijs aan. De tentoonstelling van 'klassieke' Afrikaanse kunst werd door Senghor geprezen als perfecte illustratie van wat essentieel uniek is aan de zwarte beschaving. Maar de tentoonstelling van kunstwerken van jonge Afrikaanse schilders die tegelijkertijd in het Palais de Justice plaatsvond, bleef quasi onopgemerkt. Het festival in Dakar betekende het begin van de internationale zwarte kunstbeweging, met andere pan-Afrikaanse culturele festivals die het daaropvolgend decennium zouden plaatsvinden: het eerste Festival panafricain d'Alger (1969), Zaïre 74 (Kinshasa, 1974) en FESTAC (Second World Festival of Negro Arts, Lagos, 1977).