MONOCULTURE: CASE STUDIES

scan: (c) M HKA, Published by Beck
Leo Frobenius, "Paideuma. Umrisse einer Kultur- und Seelenlehre", 1921
Boek , 28,5 x 20,8 cm

Paideuma. Umrisse einer Kultur-und Seelenlehre (Paideuma. Contouren van een cultuur- en gemoedsleer) wordt beschouwd als Frobenius' belangrijkste bijdrage aan de etnografie. Het boek beschrijft twee ‘paideuma's’ als de centrale krachten van culturele ontwikkeling, die tegelijk staan voor twee tegengestelde wereldbeelden. Het 'grotgevoel' (Hohlengefühl) dat beschreven wordt als gemeenschappelijk aan de volkeren van hamitische afkomst, de Semieten van het Midden-Oosten, en de Fransen en Angelsaksen; en het 'vertegevoel' (Weitengefühl), dat gedeeld wordt door Ethiopiërs en Duitsers. Een ‘paideuma’ kan worden omschreven als een uniek vermogen, of de manifestatie van een levenshouding, gevormd door een specifieke omgeving en opvoeding. Daarom wordt de mens begrepen als een product van de cultuur, en niet omgekeerd. Elk cultureel fenomeen is altijd een uitdrukking van zijn ‘paideuma’, en kunst wordt dus beschouwd als een openbaring, een sleutel om de essentie van het leven en de ander te begrijpen. Aangezien het om meer gaat dan enkel individualiteit en rationaliteit, moet kunst via de intuïtie worden benaderd. Senghor was geboeid door Frobenius' concept en door zijn idee van een eenheid tussen de Duitse en Afrikaanse zielen, tussen Négritude en ‘Germanité’.