MONOCULTURE: CASE STUDIES
Julia Kristeva, Pouvoirs de l’Horreur. Essai sur l’Abjection, 1980
Julia Kristeva, Pouvoirs de l’Horreur. Essai sur l’Abjection, 1980
Published by Éditions du Seuil
First Edition
Collection M HKA, Antwerp
In Pouvoirs de l’horreur. Essai sur l’abjection (Macht van de gruwel . Essay over abjectie) diept de Frans-Bulgaarse filosoof en psychanalist Julia Kristeva (1941) de notie van het abjecte uit. Noch subject, noch object, roept het abjecte – waarvan bekende voorbeelden uitwerpselen, een lijk, fobieën of extreme misdaden zijn – meestal ongemak of zelfs walging op. Kristeva situeert het abjecte vóór de symbolische orde, of vóór het ontstaan van betekenis. De modernistische tegenstelling en tussen natuur en cultuur, intuïtie en rationaliteit lijken erin te worden opgeheven. Paradoxaal genoeg worden mensen voortdurend aangetrokken door het abjecte. Kristeva verweeft in het boek Freudiaanse, Lacaniaanse en post structuralistische perspectieven en verlegt de nadruk naar gender, moederschap en de problemen van vrouwen in de patriarchale samenleving. Ze verbindt het abjecte zowel met religie als met kunst en literatuur, die ze benadert als pogingen om door middel van catharsis het abjecte te zuiveren. Voor Kristeva zijn religieuze rituelen pogingen om het abjecte in te dijken en ons te beschermen tegen de verdorvenheid en chaos die het belichaamt. Het is de psychologische basis voor de religieuze concepten van zonde en onreinheid. In dit kader linkt Kristeva de fantasie van de ‘Joodse dreiging’ en het twintigste-eeuwse antisemitisme aan de angst voor het abjecte.
“Het is niet de afwezigheid van reinheid of gezondheid die abject maakt, maar dat wat een identiteit, een systeem, een orde verstoort. Wat de grenzen, de plaatsen, de regels niet respecteert. Het tussenliggende, het dubbelzinnige, het gemengde.”
— Julia Kristeva, Pouvoirs de l’horreur. Essai sur l’abjection, 1980