MONOCULTURE: CASE STUDIES
II. documenta. Kunst nach 1945. Internationale Ausstellung, 1959
Bij de tweede editie was documenta een merk geworden dat de ambitie had om de internationale tentoonstelling van hedendaagse kunst vierjaarlijks (en later om de vijf jaar) te organiseren. Arnold Bode had een achtergrond in het organiseren van beurzen en was voornamelijk verantwoordelijk voor de scenografie van de tentoonstelling. Het concept en de slogan “abstractie als wereldtaal” van de tweede editie was dan weer een geesteskind van Werner Haftmann. Haftmann zou trouwens, als vooraanstaand Duits kunsthistoricus en ideoloog van de abstracte kunst, actief betrokken worden bij de voorbereiding van verschillende edities van documenta. Zijn belangrijkste boek, het standaardwerk Malerei im 20. Jahrhundert uit 1954, gepubliceerd als direct resultaat van deze betrokkenheid, werd voor een hele generatie kunsthistorici dé gids voor moderne kunst. Documenta II wilde kunst vanaf 1945 presenteren en legde nog steeds de nadruk op schilderkunst, met abstracte kunst uit de Verenigde Staten. Zo omvatte de expo de abstract-expressionistische schilderijen die getoond werden op de New American Painting-tentoonstellingen die tussen 1958 en 1959 door het MoMA georganiseerd werden in acht Europese landen. Documenta II kan beschouwd worden als een treffend voorbeeld van de productie van de geschiedenis en de amerikanisering van moderne kunst tijdens de Koude Oorlog. Toch wordt de expo vaak beschouwd als een belangrijke stap in de totstandkoming van een gemeenschappelijke naoorlogse Europese culturele identiteit, gebaseerd op abstracte kunst. Die identiteit, die resoneerde met het idee van het vrije Westen, werd versterkt door andere Europese instellingen. Zo werd er nog hetzelfde jaar een tentoonstelling met werken uit documenta II gepresenteerd in het Louisiana Museum of Modern Art in het Deense Humlebæk onder de titel Værker fra documenta (werken van de documenta).