MONOCULTURE: CASE STUDIES
In Vincent Meessens video The Intruder zijn we getuige van een actie van de kunstenaar in verschillende wijken in Ouagadougou, in Burkina Faso. We zien de kunstenaar van kop tot teen uitgedost in een kostuum gemaakt van witte katoenbollen: alleen zijn handen zijn zichtbaar. Meessens wandelt rond met een stok of staf in de hand, terwijl we mensen op straat horen die opmerkingen maken over die vreemde aanwezigheid: “Hé, wat is dat verdomde ding?” Zoals auteur T.J. Demos opmerkt, is er een spel met witheid – het wit van de katoen: “de figuur presenteerde een spook van witte huid onder een wit masker (waardoor de beroemde boektitel van Franz Fanon op een dubbelzinnig manier werd omgekeerd).” En er is ook 'blank' als in 'blanke onderdrukker'. Hoewel het kostuum, dat speciaal voor Meessens werd gemaakt door een coöperatie van vrouwen, een grotendeels dubbelzinnige witte massa is, lijkt er aan het hoofd een grote baard te zitten. Sommigen zien daarin de baard van de kerstman, maar hij zou ook een zekere gelijkenis vertonen met die van koning Leopold II, die van Congo ('Vrijstaat') een privé-wingewest had gemaakt. Het gebruik van katoen, hier geschonken aan de kunstenaar door een van de belangrijkste lokale producenten in Burkina Faso, is zeer symbolisch. Katoen, of 'het witte goud' zoals het soms wordt genoemd, was een van de grondstoffen die nauw gelinkt waren aan de onderneming van Europese kolonisten in verschillende Afrikaanse regio's. Meessens spookachtige verschijning is tegelijkertijd kwetsbaar en bedreigend, bekend en onbekend, en weerspiegelt de historisch beladen spanningen die opduiken wanneer we onderzoek doen naar de westerse ervaring van kolonisatie als een ervaring van 'anders-zijn'.