MONOCULTURE: CASE STUDIES
Philip Guston (1913-1980) was een Canadees-Amerikaanse schilder die samen met andere abstract-expressionistische schilders zoals Willem de Kooning en Jackson Pollock deel uitmaakte van de zogenaamde New York School. In de jaren 1960 begon Guston neo-expressionistische schilderijen te maken, die figuratief en cartoonachtig waren. Vanaf 1968 ontwikkelde hij een persoonlijk lexicon van symbolen en objecten, waaruit zijn bekendste schilderijen ontstonden. Symbolen zijn onder meer Ku Klux Klan-mannen, schoenen, sigaretten en gloeilampen. Veel daarvan waren biografisch, waardoor zijn schilderijen een existentieel karakter kregen. Gustons ouders waren Oekraïense joden die voor vervolging in Odessa, in Oekraïne, waren gevlucht en eerst naar Canada trokken, waar hij werd geboren, en vervolgens naar Los Angeles. Guston en zijn gezin waren op de hoogte van de activiteiten van de Ku Klux Klan tegen joodse en zwarte mensen in Californië, en in 1923 ontdekte de jonge Guston dat zijn vader zich had opgehangen in de schuur, mogelijk omdat hij vervolgd werd. Het schilderij Law stelt een KKK-man voor die naar een opengeslagen rood boek kijkt. Langs de ene kant is het luguber en bizar, maar het kan ook worden gezien als een weerspiegeling van het onrecht dat ‘white supremacy’-aanhangers begaan.