MONOCULTURE – ARTEFACTS

Eugen Fischer, "Die Rehobother Bastards und das Bastardierungsproblem beim Menschen. Anthropologische und ethnographische Studien am Rehobother Bastardvolk in Deutsch-Sudwest-Africa", 1913
Boek , 18 x 25.5 x 3.4 cm
paper, ink

Die Rehobother Bastards und das Bastardierungsproblem beim Menschen. Anthropologische und ethnographische Studien am Rehobother Bastardvolk in Deutsch-Sudwest-Africa (De Rehobother Bastards en het bastaardisatieprobleem bij de mens. Antropologische en etnografische studies bij het Rehoboth-Bastaardvolk in Duits-Zuidwest-Afrika) is een veldstudie van de beruchte antropoloog en eugeneticus Eugen Fisher. In 1906 deed Fischer onderzoek in Duits-Zuidwest-Afrika (nu Namibië) om te achterhalen of de menselijke erfelijkheid ook volgens de wetten van Mendel verliep. Daartoe bestudeerde hij de kruising van twee verschillende menselijke ‘rassen’. De kleine Rehoboth Basters-gemeenschap, de afstammelingen van Duitse mannen en inheemse vrouwen, was zeer specifiek en vormde geen officieel erkende etniciteit. In deze context voerde Fisher de eerste medische experimenten op mensen in concentratiekampen uit, wat de voorbode vormde van de nazipraktijk die enkele decennia later zou volgen. Daarbij verzamelde hij antropometrische gegevens van 300 mensen; hun foto's werden als bijlage in zijn boek opgenomen. Zich baserend op de mendeliaanse erfelijkheidstheorie toonde hij aan dat een dergelijke kruising niet resulteerde in een nieuw ‘tussenras’ dat 'stabiel' was in de voortplanting. In het laatste deel van het boek beschrijft Fisher de Rehoboth Basters als “de botsing van de geavanceerde Europese [Boer]cultuur” met de “de lager gepositioneerde Hottentot-cultuur,” een 'rassenvermenging' die leidde tot raciale en culturele achteruitgang. Ondanks de twijfelachtige methodologie en zwakke onderbouwing – en soms zelfs een totaal gebrek aan beide – beïnvloedde het boek het Duitse koloniale beleid (met onder andere een verbod op gemengde huwelijken) en vormde het de 'wetenschappelijke' basis voor de antisemitische en raciale Neurenberger wetten (1935) in nazi-Duitsland. Ook schokkend is Fischers pleidooi voor genocide:

“Geef ze dus precies die mate van bescherming die ze nodig hebben als een ras dat inferieur is aan ons, zodat ze hun bestaan kunnen voortzetten, niet meer, en slechts zolang ze ons tot nut zijn – verder ‘survival of the fittest’, dat betekent hier naar mijn mening de uitroeiing! Het standpunt klinkt bijna brutaal egoïstisch – maar wie het concept ras [...] grondig doordenkt, kan niet tot een ander besluit komen.”