MONOCULTURE – Unipolarity

scan: (c) M HKA, Published by Simon & Schuster
Samuel P. Huntington, "The Clash of Civilisations and the Remaking of World Order", 1996
Boek , 24 x 16.3 x 2.8 cm
paper, ink

The Clash of Civilizations? van de Amerikaanse politicoloog Samuel P. Huntington (1927-2008) verscheen eerst in 1993 als artikel in het tijdschrift Foreign Affairs. Drie jaar later werd het, in uitgebreide versie, een boek. De aanvankelijke hypothese van conflicten tussen beschavingen in de politieke constellatie van na de Koude Oorlog was niet langer een vraag maar een affirmatie. Huntington biedt een alternatieve interpretatie van de invloedrijke 'End of History'-these die Francis Fukuyama bepleit en stelt dat het einde van de ideologische bipolariteit van de Koude Oorlog zal leiden tot onvermijdelijke instabiliteit, maar langs een culturele as. Huntington beschrijft beschavingen als de hoogste graad van culturele identiteit en onderscheidt acht beschavingen: de westerse, de Latijns-Amerikaanse, de islamitische, de Chinese, de hindoeïstische, de orthodoxe, de Japanse en de Afrikaanse. Volgens hem stellen de bevolkingsexplosie in moslimlanden en de economische opkomst van China de westerse dominantie op de proef. Hoewel hij de islam als een grote bedreiging ziet, aangezien de “islam, een andere beschaving [is], met mensen die overtuigd zijn van de superioriteit van hun cultuur,” bekritiseert Huntington ook het westerse geloof in de universaliteit van cultuur. Hier ziet hij “drie problemen: het is onjuist; het is immoreel; en het is gevaarlijk.” In de plaats van het valse universalisme van de westerse cultuur, stelt hij een strategie voor die – hoewel ze het idee van universalisme loslaat – een herbevestiging zou zijn van de westerse identiteit, om “haar te vernieuwen en te beschermen tegen uitdagingen van niet-westerse samenlevingen.” Het boek is een voorbeeld van extreem cultureel determinisme, dat elke onderlinge afhankelijkheid van culturen buiten beschouwing laat. Het werd door verschillende academici bekritiseerd en wordt vaak beschouwd als een theoretische legitimering van het agressieve buitenlandse beleid van de V.S.